De hond

1.1 De ontwikkelingsstadia van de hond

Een hond is een levend wezen met een eigen wil, karakter en bijbehorende ontwikkeling. De ontwikkeling is afhankelijk van de genetische aanleg van de hond en de omgeving waarin hij zich bevindt.

Een hond ontwikkelt zich via een aantal stadia van pup tot volwassen dier. Deze ontwikkeling start vanaf de geboorte. We zullen in het kort deze stadia beschrijven inclusief de voor deze stadia essentiële informatie over de hond en de opvoeding door de baas.

De neonatale fase. De eerste 14 dagen na de geboorte vormen de neonatale fase. De pup is blind en doof. De reuk­zin, en het gevoel voor temperatuursveranderingen zijn wel aanwezig. Dit stelt de pups in staat om de tepel van de moeder te vinden. In deze periode is het enige waar de pup belangstelling voor heeft de melk en de warmte van de moeder.

De overgangsfase. Deze periode, in de derde levensweek, is een heel belangrijk stadium waarin het jonge dier een stormachtige ontwikkeling doormaakt. De mogelijkheden om prikkels waar te nemen en te verwerken worden snel groter, de oogjes gaan open en ze leren elkaar en hun moeder zien en herkennen. De eerste sociale gedragspatronen worden nu zichtbaar. De pup neemt het gedrag over van de teef en broertjes en zusjes. De pup begint te reageren op zijn omgeving en zal proberen te lopen in plaats van te kruipen. Vanaf nu is het belangrijk dat de pup veel indrukken opdoet zoals oppakken, kinderen, volwassenen, verschillende soorten geluid, knallen, andere dieren etc. Alles wat de pup nu meemaakt wordt later als vanzelfsprekend beschouwd en zit als het waren in het geheugen van de pup ingeprent.

De eerste socialisatiefase. Tijdens de eerste socialisatiefase staat de pup open voor alles wat nieuw is, dieren, voorwerpen en geluiden. Deze fase duurt tot de leeftijd van 12 weken. De nieuwsgierigheid over­wint de neiging tot vluchten en de pup gaat alles van dichtbij bekijken en besnuffelen. Ook de tandjes worden gebruikt, op zowat alles wat de pups tegenkomen wordt gekauwd. Spelletjes met de nestgenoten zijn aan de orde van de dag. In deze periode wordt de hond geplaatst tussen de 6 en 8 weken, bij voorkeur wanneer de pup 7 weken oud is. Dit in verband met de afnemende nestbinding, toenemend vluchtgedrag en afnemende naderingsneiging. In deze periode gaat het actief socialiseren door en leert de pup ook aan de mens en de omgeving van de mens te wennen.

Belangrijk is om in deze fase de pup overal mee naar toe te nemen en de indrukken die opgedaan worden, te intensiveren. In deze fase leert de pup zijn omgeving te kennen en te accepteren. Hierbij horen ook alle soorten en leeftijden van kinderen, mensen en dieren.

Alles wat de pup tot nu toe te kort is gekomen aan indrukken is later niet meer in te halen. Zie bijlage 4 voor een voorbeeld van een lijst met socialisatieonderwerpen.

Vanaf 10 weken kan in een beschermde omgeving gestart worden met de puppycursus waar de eerste stapjes op het gebied van gedrag en gehoorzaamheid gezet worden. Dit nadat de pup zijn tweede inenting gekregen heeft. Tot de derde enting dient men openbare uitlaatplaatsen waar veel honden komen, te vermijden. Uw dierenarts kan u hierover uitgebreid voorlichten.

De juveniele fase. De juveniele (jeugd) fase begint op de tiende week en duurt tot het tijdstip van seksuele rijpheid van de hond, meestal rond de leeftijd van 8 tot 12 maanden. Deze fase is uit verschillende delen opgebouwd.

De rangorde fase die loopt van de twaalfde tot en met de zestiende week, en de samen­werkingsfase in de periode die daar op volgt. De pup krijgt tijdens de rangorde fase zijn plaats in het roedel.

De pubertijd van de hond duurt 1 tot 3 maanden vanaf de eerste socialisatiefase.

Vanaf de 12e week tot de zesde levensmaand spreekt men van de 2e socialisatiefase, waarbij hetgeen in de eerste socialisatiefase is geleerd, wordt herhaald en dus bevestigd.

Volwassen fase. De honden zijn geestelijk volwassen vanaf een leeftijd van 24 tot 36 maanden, afhankelijk van het ras.

1.2 Het omgaan met de pup / hond

De relatie tussen de baas en de hond is een zeer speciale relatie. Enerzijds is er een binding tussen twee wezens. Er is echter ook een gezagsbasis. Waarbij de baas ook als baas moet denken en acteren. De hond dient altijd lager in rang te zijn. Hieraan moet vanaf kleins af aan gewerkt worden.

Dit kan door een aantal simpele principes consequent door te voeren:

  • Aai de hond altijd over de kop en rug;
  • Leer de hond te accepteren dat de baas over hem heen kan staan;
  • Leer de hond te accepteren dat de baas hem overal aan mag raken;
  • Zorg dat de hond altijd als eerste wegkijkt bij staren;
  • Het initiatief ligt bij eigenaar zoals het beginnen en eindigen van spelletjes, eten, uitgaan etc;
  • Het laatste spel wordt altijd gewonnen door de baas;
  • De hond gaat altijd als laatste door deur, poort, hek, gang etc;
  • De hond krijgt als laatste te eten;
  • Leer de hond te accepteren dat iemand de hand in de voerbak steekt wanneer de hond eet;
  • Laat de hond niet op strategische plaatsen laten liggen zoals op hoge posities (bank, stoel), in de deuropening of andere denkbare belangrijke plaatsen in het huis;
  • Verjaag de hond kordaat van de eventueel ingenomen plaats;
  • Sta berijden door de hond niet toe;
  • Tijdens wandelen bepaalt eigenaar de richting en tempo.

Voor een pup geldt altijd dat je ervoor zorgt dat de pup tot de 6 maanden in een veilige omgeving zonder bedreigingen kan opgroeien. Dus dat de indrukken die hij opdoet gedoseerd zijn en te bevatten voor de pup. Gaat hij vluchten of schuilen, dan is er een grens overschreden.

Beloon de hond voor goed gedrag door een beloning te geven in de vorm van bv. voer, spelen met een speeltje, vrijgeven en met de stem. Dit laatste doet u altijd met een hoge vrolijke stem.

Doet de hond iets dat u niet wilt hebben, of negeer dit gedrag in dien mogelijk of straf de hond met een lage stem of desnoods met de slipketting.

Belonen moet altijd binnen 1 sec na de activiteit komen. Daarna kan de hond geen relatie meer leggen tussen de beloning en hetgeen u wilt belonen. Dit geldt ook voor bestraffen. Beter is echter om te voorkomen dat de hond de fout in kan gaan. In het extreemste geval door de hond net voor de actie te vermanen of bestraffen. Een tip; waar de hond naar kijkt, is hij mee bezig.

Blijkt onverhoopt toch dat bij de opvoeding de hond zich gaat misdragen, overleg met de trainer en raadpleeg desnoods een gedragstherapeut voor honden.

Spel is een van de dingen om een hond mee te belonen of even te laten ontspannen. Gebruik een speeltje alléén op de cursus of thuis met het oefenen en/of spelen. Begin altijd zelf met het spel en beëindig ook zelf het spel (Genoeg) i.v.m. rangorde. Loop achteruit en lok de hond mee en nodig hem uit tot spelen. Na het spel leg je het speeltje weg. Let er wel op dat spel voor een hond een andere lading heeft dan voor de mens. Spel betekent vooral bij de jonge hond het oefenen van vaardigheden en aftasten van de rangorde. Spel kan ten alle tijden bij iedere hond omslaan in vechten.

Spel bij oudere honden heeft veelal te maken met het langer vertonen van niet volwassen gedrag.

Tijdens het wandelen met de hond kun je een aantal regels hanteren.

Voordat je de hond aan de riem doet, laat je de hond altijd eerst zitten. Doe je de riem af, laat de hond dan ook eerst zitten en geef het commando (Wacht). Wacht hij goed, dan krijgt hij het commando (Vrij).

Leer de hond vanaf het begin dat hij links van de baas moet lopen, zodat de begeleider van de hond zich links van de weg zich tussen de hond en het verkeer bevindt. De pup hoeft nog niet netjes te volgen, maar hij mag ook niet trekken of voor onze voeten lopen. Trekt een pup aan de lijn, dan stilstaan en wachten tot hij komt en dan weer verder lopen of gewoon de andere kant oplopen.

Laat een hond alleen loslopen wanneer u zeker weet dat er geen gevaar van en voor het verkeer en de hond dreigt. Als je de hond roept en hij komt, metéén belonen met stem en/of brokje.

Roep uw hond niet als u haast zeker weet dat hij toch niet komt, hij is b.v. druk aan het snuffelen en heeft iets spannends ontdekt, of hij ziet een leuk of aantrekkelijk of speels soortgenootje en heeft totaal geen aandacht of contact met u. Dan roepen wekt alleen maar ergernis op; je gaat af voor je omgeving.

Mocht de hond uiteindelijk toch naar u toekomen, beloon dan de hond en straf hem niet. De hond koppelt die straf dan namelijk aan het komen en niet aan het zolang wegblijven. Bestraffen op dat moment betekent voor de hond dat het niet leuk is om naar de baas te komen.

Mocht de hond weigeren te komen dan is een goede manier de negeermethode. Zo gauw hij naar u kijkt, heel snel de andere kant op lopen. Praktisch in alle gevallen reageert hij door snel achter u aan te komen.

Mocht de hond niet komen uit onzekerheid, maak u dan wat klein door op uw hurken te gaan zitten. U bent dan een stuk minder bedreigend voor hem en hij zal veel makkelijker naar u toekomen. Dit werkt zeker bij pups.

Laat de hond niet loslopen als u in een minder goede stemming bent of weinig tijd hebt om hem te corrigeren mocht hij ongehoorzaam zijn. U maakt het uzelf alleen maar moeilijk en doet de hond er geen plezier mee. Laat hem in zo’n geval liever uit aan de lange lijn en doe wat speelse dingetjes. Als de conditie van de baas het toelaat, trek dan af en toe eens een sprintje of laat hem wat werken aan de bekende commando’s die hij graag uitvoert.

Voorkom dat u de hond telkens aanlijnt als hij moet komen want daar trapt de hond na een tijdje niet meer in en vertikt het om te komen. Je kunt de hond beter een paar keer roepen en als hij dan komt belonen en weer vrij geven. Zo weet hij niet wanneer hij aan de riem gaat, en zal hij altijd met plezier naar de baas komen. Leer hem dat aanlijnen ook leuk kan zijn door hem daarbij telkens te belonen met bv. een brokje.

Zorg er ook voor dat de pup niet tegen iedereen aanspringt, want dat doet hij dan ook als hij groot is. Kinderen worden dan omver gesprongen of worden bang. Daarbij, bezoek met nette kleren en hond met vuile poten gaat ook niet altijd goed samen.

Gromt of bijt de hond naar de baas of naar iemand, of naar een hond of kind, corrigeer de hond dan stevig. Desnoods door hem op de rug te leggen en over hem heen te gaan staan met de hand tussen de voorpoten op de borst (niet op de keel want dan krijgt hij geen lucht meer) en zegt NEE of FOEI. Laat hem net zo lang liggen tot de hond zich ontspant en laat hem niet eerder los want dan heeft de hond deze macht strijd gewonnen. Als hij zich ontspant, dan is hij braaf en geef je vrij.

Is de hond ergens bang van, b.v. onweer, vuurwerk, auto’s of vuilcontainers doe dan of er niets aan de hand is en negeer de hond. Ook al piept hij erg. Ga je de hond oppakken, aaien en/of troosten dan bevestigt u zijn angst en wordt het van kwaad tot erger. Over het algemeen zijn dit tekenen van een matige tot slechte socialisatie.

Beperk het wandelen met de pup. Een vuistregel is 5 minuten per maand leeftijd. Dus een pup van 3 maanden mag 15 minuten lopen. Een pup mag trappen lopen mits deze loopt en niet met zijn achterpootjes tegelijk hupt!! Let in alle gevallen op dat de pup zich niet teveel inspant. Overleg desnoods met de dierenarts. Er zijn nl. veel rassen die problemen met de ellebogen en knieen ontwikkelen.

Begin met naast de fiets lopen als de pup ± 1 jaar is en bouw dit langzaam uit. Dit is niet goed voor de botontwikkeling. Zwemmen mag een pup wel als de afstanden niet te groot zijn. Gooi nooit je pup of volwassen hond zomaar in het water omdat hij niet durft want dan loop je de kans dat hij in paniek raakt en verdrinkt. Dit moet je ook langzaam opbouwen door b.v brokjes in het water te gooien en zo steeds verder, én goed belonen.

Een hond is een sociaal dier. De hond ziet u en uw gezin als een roedel. U als baas bent het hoofd van deze roedel, dan alle andere gezinsleden, zelfs een baby staat in rangorde boven de hond.

Vergeet niet dat een jonge hond altijd zal proberen om hoger in rang te komen. Dit gebeurt al als de pup geboren wordt in het nest en zal zo verder gaan tot hij zijn plaats weet in het gezin. Dus jong geleerd is oud gedaan.

Houd er rekening mee dat een hond van pups (dus tot 6 maanden) over het algemeen alles tolereert. Na deze leeftijd behandelt een hond de jonge hond als volwassen. Baby’s en kleine kinderen worden door een hond over het algemeen beschouwd als pups en zal dus alles van hen accepteren. Totdat het kind in de ogen van de hond de hondenleeftijd van 6 maanden heeft bereikt. In dat geval gaat de hond zijn rangorde bepalen en desnoods corrigerend optreden door te grommen en te bijten.

Daarbij kent een hond ook pijn. Kinderen gaan graag op ontdekking. Al is de hond nog zo lief, als de kinderen hem ongewild pijn doen is het enigste verdedigingsmiddel van de hond bijten, hij kan niet anders. Laat kinderen dus nooit met de hond alleen, al is het maar ’n minuutje.

1.3 Leidmiddelen

Er zijn verschillende leidmiddelen in de handel met als doel het onder controle hebben / krijgen van de hond. Bij de Roedel worden in principe twee typen leidmiddelen gebruikt, de halsband en de slipketting. Waarbij we ons rekenschap van geven dat de slipketting een correctiemiddel is en het gebruik ervan zeer nauw komt. Voor puppy’s ouder dan drie maanden en daar waar nodig adviseren wij ook een slipketting.

In overleg met de trainer kan voor een bepaald leidmiddel gekozen worden. Middelen zoals de stroomband en pikband zijn niet toegestaan.